Ik trainde verder met Wendel, we werkten aan de wissels, gek werd ik er van. Regelmatig sprong hij ze achter na en ik voelde het maar niet. Laurens zei dan: “Dat komt wel, straks in eens voel je dat.” En dat herinner ik me nog zo goed, ik had les en zei: “Nu kan ik het! In eens voelde ik het en nu weet ik het!”
Dat is iets dat ik altijd al wilde en deed, het zelf leren doen. Niet een ander erop zetten zodat die de nieuwe oefeningen erop kon zetten, maar zelf net zo lang tobben tot het lukte. Dan had ik het daarna in mijn vingers en kreeg ik het bij de andere paarden ook voor elkaar.
We reden kampioenschappen in Zeeland, waar ik mijn handen nog steeds meer dan vol had aan hem. Hij had zo veel temperament en trok zich alles aan. Wanneer iemand langs reed en zijn paard een tik gaf, ging ik weer aan de haal, met de nodige boze blikken tot gevolg. Maar…. uiteindelijk reden we best een goede proef en een wat mindere kur (ik denk dat ik 30sec eerder klaar was dan de muziek) en werden we reservekampioen in het Z2.
Hierna raakte ik zwanger, ik reed Wendel nog steeds door, maar toen ik met mijn dikke buik van een maand of 6, op het zadel klapte omdat mijnheer weer eens niet normaal kon doen, ben ik gestopt. Tenminste met Wendel dan, mijn 2 bravere paarden reed ik nog wel. Luca werd geboren en nog geen 4 weken later reed ik weer lekker, heerlijk, wat had ik dat gemist!
We maakten de overstap naar het Zzlicht. Nog steeds waren de resultaten wisselvallig, protocollen met 9ens en 1en, regelmatig zelfs een 1 -2! We verhuisden naar Groot-Ammers, wat maakte dat ik op pad moest om te gaan lessen. Hiervoor had ik de luxe dat Laurens bij mij op stal stond met een aantal paarden en zodoende ik dus thuis onder begeleiding kon trainen, wat natuurlijk helemaal super was!
Aan de andere kant was ik heel veel aan het werk: les geven, trainingspaarden die voor gingen, administratie, stalwerk etc. maakte dat onze sportcarierre niet precies boven aan de prioriteitenlijst stond en ik hierdoor vaak pas ’s avonds laat mijn eigen paarden reed. De verhuizing, wat minder fysieke uren werk tot gevolg had, maakte het wel mogelijk het rijden wat serieuzer aan te pakken.
Daarnaast gaf het mij de mogelijkheid eens serieus na te denken over welke instructeur hier bij paste. Zowel Orun 3 als 4 heb ik les gehad van Ton de Kok en Tonnie Huberts. Met Tonnie kon ik altijd al lezen en schrijven en nu zat ik dichter bij hem in de buurt. Zodoende besloot ik om bij Tonnie te gaan trainen.
Al 1 van de eerste keren dat ik bij Tonnie was zei hij: “Deze zomer rij jij Lichte Tour.” Nadat ik hem gevraag had of hij zich wel goed voelde, sloten we een weddenschap af. Als ik het zou halen kreeg Tonnie van mij een doos wijn.
Wendel is van zichzelf al heel druk, ijverig en heet. Tonnie zei altijd dat ik rustig moest doen, rustig moest blijven en hem nooit mocht straffen. Als hij een fout maakte, gewoon opnieuw rijden, maar nooit corrigeren. “Doe maar rustig, hij doet zijn best.” Dit werkte heel erg goed en we schoten vooruit!
Tonnie kreeg gelijk en verdiende dan ook dubbel en dwars een doos goede wijn, zo verlies ik graag een weddenschap 🙂
Thuis trainde ik heel hard, ik moest en zou het allemaal voor elkaar krijgen. Oefeningen waren niet zo zeer het punt, maar de aanleuning en het meer gedragen krijgen over de rug des te meer. En toen, in het voorjaar, in het begin van het weide seizoen, gooide ik Wendel op de wei. -Iets wat bij mij standaard is, want mijn sportieve aspiraties mogen nooit ten koste gaan van het welzijn van mijn paarden.- Hij trok een sprintje naar achteren, maakte een sliding stop en bezeerde hiermee zijn tussenpees op het achterbeen.
Tja, dat was zuur, heel zuur. We gingen zo lekker… We hebben keurig volgens de richtlijnen gestapt, gekoeld, gestapt, gekoeld en weer heel rustig opgebouwd. We waren weer back on track en deden mee aan de MacRiderCup, waar we na alle voorrondes in de finale belanden. We mochten daarvoor bij een van de coaches lessen volgen en ik was helemaal blij met coach Alex van Silfhout. De finale bestond uit een kur rijden en ik liet een prachtige uur maken die ons zo mooi paste.
Maar helaas, nog voor de eerste training bij Alex stond Wendel op 3 benen. Het leek een hoefzweer, zo liep hij. Mijn smid op vakantie, een ander erbij, uitgesneden niets te vinden. Naar de kliniek, daar nog verder uitgesneden, niets noemenswaardigs. Zo ver uitgesneden, speciaal ijzer eronder om de boel bij elkaar te houden. Maar mijn Wendel liep nog steeds niet goed.. Tenminste, niemand zag het meer, maar ik voelde het wel.
Inmiddels de training bij Alex gereden met mijn Diva, die ook de halve finales van de MacRiderCup had behaald.
Ik had de finales kunnen rijden, niemand had er iets aan gezien, want rijdend kon ik hem in balans houden, maar ik durfde het niet. Wendels welzijn stond boven mijn verlangen te presteren.
Toch naar een andere kliniek, monsteren/ longeren: niets te zien. Ik zei dat ik het zeker wist en ze zei dat ik even door moest longeren en dat ze straks terug zou komen. En ja hoor, na een half uur longeren, na de overgang van galop naar draf viel hij heel even door de mand. De tussenpees specifiek uitverdoofd en gescand en daar kwam de diagnose: weer tussenpees. Potverdorie! Geen kur voor ons en dus geen finale 🙁
En? Zouden we überhaupt weer op dat niveau kunnen rijden? Aangezien alles steeds meer op achter moest en dit nu al de tweede keer was. Ik zag het even niet gebeuren.
Ik besloot Wendel uit de wedstrijdsport te halen, zijn welzijn voorop te stellen, het heel erg rustig aan te doen en wel te zien waar het schip zou stranden.
Weer bouwden we rustig op, maar nu nog rustiger dan de keer ervoor, overal het zekere voor het onzekere. Maar hoe doe je dat met een houttype die alleen maar hard wil en gek doen? Iedereen verklaarde me voor gek dat ik hem in de wei liet. “Dat risico zou ik nooit nemen!” werd er onder andere gezegd. Maar daar trek ik de grens, als een paard niet meer paard zou mogen zijn, dan maar de rest van zijn leven geen sport meer, maar wel wei, met zijn maatjes.
Daarnaast speelde er ook een ander aspect mee, dat als ik dat niet deed, ik een compleet onhandelbaar en gevaarlijk paard over hield. Een gevaar voor mij, voor zijn omgeving en zichzelf. Dus ook vanuit dat oogpunt is het kiezen uit een aantal kwaden.
Na een hele lange periode van opbouwen kregen we groen licht. Weer een verhuizing verder, gingen we toch weer voor het eerst op concours. Wendel liep direct weer bijna 68% in de Lichte Tour, geslaagde comeback zou je zeggen, maar ik twijfelde weer. Op een gegeven moment weet je het gewoon niet meer en ga je aan jezelf twijfelen. Voel ik nou iets of word ik paranoia?
Dag na het concours liet ik hem aan de longe over een caveletti huppelen en wat bleek rechtsom wilde hij niet op rechtsachter landen. Zie je nou wel, ik was niet gek! Mijnheer liep bijna 68% terwijl hij niet 100% was, wat een harde! En dat is zo met houttypes, ze hebben een hoge pijngrens en tonen niet snel dat ze iets hebben.
Dit keer op aanraden naar een een kliniek in Belgie, na onderzoek bleek dat hij een zwaar ontstoken knie had rechtsachter. Gelukkig adviseerde de dierenarts om Wendel op algehele ontstekingsremmers te zetten, dit omdat ik niet meer zo zit te wachten op het inspuiten van gewrichten na de ervaringen met mijn andere paard Tzigane.
Weer een traject van stappen, rust en revalidatie…
Van de blessure herstelde hij, maar Wendel was Wendel niet meer. Hij was leeg en lusteloos en leek er geen zin meer in te hebben, uiteindelijk ging hij steeds slechter lopen en zag ik niet eens meer aan welk been hij niet goed zou zijn. Ik besloot met hem naar Eric Laarakker te gaan omdat hij goed is in deze speciale gevallen. Eric gaf aan dat er “Lime” roet in het eten gooide en dat Wendel het opgegeven leek te hebben na al dat opbouwen en weer stil komen te staan. Ook al liep hij niet lekker, ik mocht van hem weer voorzichtig aan het werk en dat hebben we gedaan. Want dit paard stil zetten of ‘genieten’ van een oude dag, zou zijn dood worden, hij had het al opgegeven.
(wordt vervolgd…)